Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [55]Toen vergaderden de stadhouders, de overheden, en de landvoogden, en de raadsheren des konings, deze mannen beziende, omdat het vuur over hun lichamen [56]niet geheerst had, en dat [57]het haar huns hoofds niet [58]verbrand was, en hun mantels [59]niet veranderd waren, ja, dat de reuk des vuurs [60]daardoor niet gegaan was. 55. Dat is, zij kwamen nader bij elkander, spraken van dit wonder hetwelk zij daar zagen. Het heeft God beliefd dat de vorsten der Chaldeen dit wonder terdeeg zouden zien, om elk bij de hunnen daarvan te mogen spreken, hetwelk meer kracht had dan dat al de Joden daarvan gesproken en bij de heidenen getuigenis gegeven hadden. 56. Dat is, geen macht gehad had. 57. Of, geen haar. 58. Of, verzengd. 59. Dat is, dat er niet een nop of wolletje aan was, hetwelk van het vuur gekwetst was of zijne kleur veranderd had. 60. Hetzij door hunne lichamen of door hunne klederen; de zin is: zij roken niet eens naar den brand, of het vuur.